31128 |
verzolen |
verzolen:
vǝrzǭlǝ (L163a Milsbeek)
|
Het van nieuwe zolen voorzien van de schoenen. [N 60, 232b]
II-10
|
30928 |
veter |
veter:
fę̄tǝr (L163a Milsbeek)
|
Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi]
II-10
|
30879 |
vetgat |
vetgat:
vɛtgat (L163a Milsbeek)
|
Het ondiepe gat in de poot van een werktafel dat gevuld is met vet dat dient om de els glad te maken. [N 60, 193c]
II-10
|
34071 |
vetkoe |
vette koe:
vɛtǝ [koe] (L163a Milsbeek),
vetweider:
vɛtwęi̯ǝr (L163a Milsbeek)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
18479 |
vetleren schoen |
kistje:
kisjəs (L163a Milsbeek)
|
Een ruwgemaakte, vetleren schoen, zwaar van kaliber en oerdegelijk, bedoeld voor de boeren bij het landwerk (ploegschoen, sokschoen?) Hoe ziet deze er uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18478 |
vetleren schoen voor de boer |
bouwkistjes:
bòwkisjəs (L163a Milsbeek)
|
Een ruwgemaakte, vetleren schoen, zwaar van kaliber en oerdegelijk, bedoeld voor de boeren bij het landwerk (ploegschoen, sokschoen?) Hoe ziet deze er uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vɛtwɛj (L163a Milsbeek)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
34215 |
vetweiden |
vetweiden:
vɛtwɛjǝ (L163a Milsbeek)
|
Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b]
I-11
|
20574 |
vieruursboterham |
koffiedrinken, het -:
koͅfidrēŋkə (L163a Milsbeek)
|
broodmaaltijd (om 16.00 uur)
III-2-3
|
21610 |
vijf-guldenstuk |
kastenmannetje:
kaaste mènneke (L163a Milsbeek)
|
vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|