19277 |
vlug |
draai:
Lôp wat drèjjer, dan kómde nog óp tied Hij lôpt drèj nor de tachentig (aardig)
drèj (L163a Milsbeek),
rap:
Grötfât is nie zö bar rap mèr (snel ter been)
rap (L163a Milsbeek)
|
snel, vlug || vlug
III-1-4
|
33229 |
voederbieten |
mangelen:
maŋǝlǝ (L163a Milsbeek),
suikerreuven:
sykǝrȳvǝ (L163a Milsbeek)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
34287 |
voedermik |
roerholt:
rȳrhǭlt (L163a Milsbeek)
|
Een korte, houten gaffel waarmee men het veevoer in de koe- of varkensketel roert. [N 18, 31; monogr.]
I-11
|
20483 |
voedsel |
eet, de -:
ēͅt (L163a Milsbeek)
|
eten, maaltijd
III-2-3
|
26245 |
voering |
lijnenvoering:
linǝvūreŋ (L163a Milsbeek),
voeringlijnen:
vūreŋlinǝ (L163a Milsbeek)
|
De bekleding van leer of van stoffen die binnen in de schoen wordt aangebracht. [N 60, 16]
II-10
|
30835 |
voeringleersoorten |
bazaan:
bǝzān (L163a Milsbeek)
|
Leersoorten die voor de voering van schoenen worden gebruikt. [N 60, 4a; N 60, 4b]
II-10
|
28326 |
voerman |
teugelaar:
tø̄̄gǝlǝr (L163a Milsbeek),
voerman:
vurman (L163a Milsbeek)
|
Arbeider die het paard ment dat de volgeladen kleikarren of kipkarren naar de voorraadplaats trekt. [N 98, 51; monogr.]
II-8
|
33054 |
voerman op de maaimachine |
aflegger:
āf˱lɛgǝr (L163a Milsbeek)
|
De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.]
I-4
|
34288 |
voerschep |
drankschepper:
drāŋksxø̜pǝr (L163a Milsbeek)
|
Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b]
I-11
|
21134 |
voertuig |
geveers:
gǝvē̜rs (L163a Milsbeek)
|
Algemene benaming voor de vracht- en personenvoertuigen. [N 17, 15; N 17, 99; N G, 59; L 28, 24; monogr.]
I-13
|