e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

Gevonden: 2537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blokhak blokhak: blǫkhak (Milsbeek) Een halve Franse hak, ter hoogte van 3 cm, voor damesschoenen. [N 60, 126c; N 60, 126b; N 60, 126d] II-10
blokhak [wld ii.10, p. 37] blokhak: blòkhák (Milsbeek) Een halve franse hak, ter hoogte van 3 cm, voor damesschoenen? (blokhak?) [N 60 (1973)] III-1-3
bodem bodem: bǫi̯ǝm (Milsbeek), bodemplanken: boi̯ǝmplē̜ŋk (Milsbeek) De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.] I-13
bodemsel bodemsel: bojmsǝl (Milsbeek) Het uitgediepte gedeelte van het scherpsel. Het bodemsel bevindt zich tussen de maalkant en de velkant van de molensteen. Het woordtype zacht bodemsel verwijst ernaar dat bij kunststenen de kerven uit een harde stof zijn vervaardigd, terwijl het bodemsel is gevuld met een zachtere, gekleurde materie. [N O, 18k; Vds 186; Jan 205; Coe 187; Grof 222; A 42A, 33; N D, 9] II-3
boerenkool boerenmoes: boer(e)moe.s (Milsbeek), boeremōēs (Milsbeek), burəmūs (Milsbeek), boermoes: burmūs (Milsbeek), hofmoes: hofmoe(.)s (Milsbeek), hoͅfmus (Milsbeek), hoͅfmūs (Milsbeek) boerenkool || boerenkool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
boerenwormkruid pierekruid: pie.rekruud (Milsbeek) boerenwormkruid III-4-3
boerenzwaluw, zwaluw zwalf: zwélf (Milsbeek) zwaluw III-4-1
bok van het rijtuig zit op de schei: zet op˱ dǝ sxęi̯ (Milsbeek) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking bokkem: bøkəm (Milsbeek) bokking (gerookte haring) III-2-3
bol bol: bǫl (Milsbeek) Het vlak van de hamer waarmee men de zool gladklopt. Liedmeier (pag. 4) noemt dit vlak het klopmassief van de hamer. Dit moest rond zijn. Het zoolleer wordt hiermee herhaaldelijk en intensief beklopt om het soepel te maken. Hoe minder rond de bol is, hoe meer kans men heeft om het leer, door een onhandige slag, met de scherpe rand te beschadigen, hoe meer uitwerking daarentegen iedere slag heeft. [N 60, 114c] II-10