20575 |
witte kaas, wrongel |
hotselkaas:
hoͅtsəlkēͅs (L163a Milsbeek)
|
kwark
III-2-3
|
20654 |
witte kool |
kappemoes:
kappemōēs (L163a Milsbeek),
kappesmoes:
kappesmoe.s (L163a Milsbeek),
muik:
mojjek (L163a Milsbeek),
wit moes:
witmoe.s (L163a Milsbeek),
witte kappes:
wittekappes (L163a Milsbeek)
|
voorraad appels of peren die in het hooi ligt te rijpen || witte kool || witte kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
bouwmannetje:
bowménneke (L163a Milsbeek),
koemus:
koemus (L163a Milsbeek),
ploegdrijver:
ploegdrie.ver (L163a Milsbeek),
ploegloper:
ploegleuper (L163a Milsbeek)
|
kwikstaart
III-4-1
|
20620 |
wittebrood |
mik:
mek (L163a Milsbeek),
weg:
weͅk (L163a Milsbeek)
|
wittebrood
III-2-3
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goen(g)sdag (L163a Milsbeek),
hoensdag (L163a Milsbeek)
|
woensdag
III-4-4
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
slap gebit:
slap ˲gǝbet (L163a Milsbeek)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
34202 |
wormbulten |
knobbels:
(enk)
knubǝl (L163a Milsbeek)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
ingestoken:
éngestaoke (L163a Milsbeek),
pierig:
pierig (L163a Milsbeek),
verpierd:
verpierd (L163a Milsbeek)
|
wormstekig
I-7
|
33720 |
wortels rooien |
dompen:
dōmpǝ (L163a Milsbeek)
|
Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c]
I-8
|
19159 |
wreed |
wreed:
¯n Kat is vreed vör muu.s zie vrang (wrang)
vreed (L163a Milsbeek)
|
wreed
III-1-4
|