e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

Gevonden: 2537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwikblok, werkblok zwikblok: zwekblø̜k (Milsbeek) Een verstelbaar ijzeren apparaat op een paal waarop de schoen bewerkt wordt. Daartoe is in de leest een opening, waarin het uiteinde van de ene arm van het blok past; de punt van de schoen rust op de andere arm, terwijl dan met een schroef de beide armen worden vastgezet, waardoor de schoen tevens vaststaat. Het werk aan het blok was het begin van de industri√´le schoenmakerij (Liedmeier, pag. 30). [N 60, 158a] II-10
zwikblokleest zwikleest: zweklest (Milsbeek) De leest die achter voorzien is van een metalen buisje, waarmee men hem op het blok plaatst. [N 60, 158c] II-10
zwikker zwikker: zwekǝr (Milsbeek) De man die de schacht over de leest haalt en met een zwiktang het leer overal aanhaalt en met tacks vastslaat. [N 60, 160] II-10
zwikpin zwikpin: zwekpen (Milsbeek) Een gebogen staaf met een knop aan het eind, bevestigd aan het zwikblok, waarop men een zwikblokleest stevig vast kan zetten. [N 60, 158b] II-10
zwiktang snoeketang: snukǝtaŋ (Milsbeek), zwiktang: zwektaŋ (Milsbeek) De tang waarmee men in het hol overhaalt. "In plaats van de rektang wordt veelal gebruikt de voor het opzwikken van doorgenaaid werk noodige zwiktang, die het voordeel heeft, dat hij ook als hamer te gebruiken en ongeveer even duur is." (Directie, pag. 304). Volgens de informant van Q 18 gebruikt hij de zwiktang uitsluitend om de neus en de hiel bij te zwikken. Men kan hiermee kleine stukjes van het leer bijtrekken, zodat er geen plooien ontstaan. Zie afb. 38. [N 60, 83c] II-10
zwoegen beren: Da was d¯n heelen dag bèère geblaoze óp de stènaove  bèère (Milsbeek), moren: O.ns vöré.lders hèbbe wa gemoord ien dit Génnepse la.nd  moore (Milsbeek), piezakken: Wïj piezakte dat ¯t zweet óns vör de kop stó.nd We mósse fli.nk piezakke um óp tied klaor te kómme  piezakke (Milsbeek), rakkeren: Ik hèb fli.nk mótte rakkere um óp tied klaor te kómme  rakkere (Milsbeek), sloven: Zïj hèt hör heele lèève gesloofd  sloove (Milsbeek), woelen: Wa hèbbe wïj mótte wuu.le vör ó.ns gé.ld  wuu.le (Milsbeek), wroeten: Hard vruu.te, wènnig verdie.ne  vruu.te (Milsbeek) doorwerken, jakkeren || hard werken || ploeteren, zwoegen || sloven, zwaar werk doen || wroeten, zwoegen, ploeteren tobben || zwoegen III-1-4
zwoord spekzwaard: spɛk˃zwōͅrt (Milsbeek), zwaard: zwōͅrt (Milsbeek), zwoerd: zwūrt (Milsbeek) spekzwoerd || zwoerd III-2-3