33644 |
bouwland |
bouwgrond:
bǫu̯wgrōnt (L163a Milsbeek),
bouwland:
bǫwlānt (L163a Milsbeek)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
19682 |
bouwval |
barak:
brāk (L163a Milsbeek)
|
gebouw in vervallen staat
III-2-1
|
32729 |
bouwvoor |
bouwvoor:
bǫu̯[voor] (L163a Milsbeek),
nerf/erf:
dǝn ɛrǝf (L163a Milsbeek)
|
De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d]
I-1
|
30925 |
bovenbies |
bovenbies:
bǭvǝbis (L163a Milsbeek)
|
De bies die aan de binnenzijde aan de bovenkant bij het inschot in een schoen aangebracht wordt. Volgens de informant van L 163a is de bovenbies de bies over de voorst of vörst van de schoen. Zie afb. 23. [N 60, 18e]
II-10
|
18487 |
bovenbies [wld ii.10, p. 26] |
bovenbies:
Bies over de voorst [vörst] van de schoen (de voorschoen).
baovəbiĕs (L163a Milsbeek)
|
Kent u de woorden bovenbies (tek. 18e) en rugbies (18e2)? Wat bedoelt men ermee? Hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
29607 |
bovengrond |
bovengrond:
bǭvǝgrǫ̃nt (L163a Milsbeek)
|
De laag aarde die onbruikbaar is voor het vormen van stenen en dus terzijde wordt gelegd. Doorgaans spreidt men deze grond later weer uit over het afgegraven terrein, zodat dit opnieuw in cultuur kan worden genomen. [N 98, 18; monogr.]
II-8
|
25076 |
bovenmate, hevig, zeer |
labendig:
Zïj hèt labéndig veul geluk gehad.
labéndig (L163a Milsbeek)
|
erg, hevig
III-4-4
|
30921 |
bovenneus |
neus:
nø̄s (L163a Milsbeek)
|
De normale neus, die boven de binnenneus van de schoen zit. [N 60, 81b]
II-10
|
18450 |
bovenneus [wld ii.10, p. 25] |
neus:
néús (L163a Milsbeek)
|
De normale neus die daarboven zit (bovenneus?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
33942 |
bovenstangen |
staander:
stɛndǝr (L163a Milsbeek)
|
De beide naar boven stekende ijzeren delen van het onder lemma Onderstangen genoemde bit. [N 13, 49]
I-10
|