20788 |
braden |
braden:
brōͅi̯ə (L163a Milsbeek)
|
braden
III-2-3
|
20562 |
brandewijn |
foezel:
fūzəl (L163a Milsbeek)
|
(aardappel)brandewijn, jenever
III-2-3
|
19635 |
brandhout |
aanmaakhout:
ánmākhōlt (L163a Milsbeek),
aanmaakhoutjes:
ánmākhø͂ͅltjəs (L163a Milsbeek),
faseel:
fasēl (L163a Milsbeek),
fəsēl (L163a Milsbeek),
kachelhoutjes:
kaxəlhø͂ͅltjə (L163a Milsbeek)
|
(bos) kort dik stookhout || aanmaakhout || aanmaakhoutje || aanmaakhoutje, kachelhoutje
III-2-1
|
33346 |
brandmuur tussen woonhuis en stal |
brandgevel:
brānt˲gēvǝl (L163a Milsbeek),
brandmuur:
brāntmȳr (L163a Milsbeek)
|
De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b]
I-6
|
24875 |
brandnetel |
brandnetel:
bra.ndnèètel (L163a Milsbeek)
|
brandnetel
III-4-3
|
24306 |
brasem |
brassem:
bréssem (L163a Milsbeek)
|
brasem
III-4-2
|
33983 |
brede buikriem |
kar- of wagensingel:
kar- of wagensingel (L163a Milsbeek)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
34080 |
brede tanden |
breektanden:
brēktānt (L163a Milsbeek)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
33138 |
breeddorser |
langdorser:
laŋdǫrsǝr (L163a Milsbeek)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33710 |
breken van leem- of koffiebanken |
losbreken:
losbrē̜kǝ (L163a Milsbeek)
|
Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b]
I-8
|