19681 |
de was bleken |
bleken:
blēͅkə (L163a Milsbeek)
|
bleken
III-2-1
|
19716 |
de was doen |
wassen:
wasə (L163a Milsbeek)
|
wassen
III-2-1
|
19643 |
de was stijfselen |
stijven:
stīvə (L163a Milsbeek)
|
stijven
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
beren:
bērǝ (L163a Milsbeek),
drijven:
drīvǝ (L163a Milsbeek)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
20808 |
deeg |
mengsel:
mēŋsəl (L163a Milsbeek),
wegdeeg:
weͅx˂dēx (L163a Milsbeek)
|
beslag || brooddeeg
III-2-3
|
34060 |
dekbare vaars |
muk:
mø̜k (L163a Milsbeek)
|
Vrouwelijk kalf dat de eerste tochtigheidsverschijnselen vertoont. [N 3A, 21]
I-11
|
19396 |
deken |
deken:
dēͅkə (L163a Milsbeek)
|
deken
III-2-1
|
24407 |
dekken |
dekken:
dękǝ (L163a Milsbeek),
draaien:
drē̜jǝ (L163a Milsbeek)
|
De rietmatten aan de slagzijde van de haag plaatsen. [monogr.] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.]
I-12, II-8
|
29754 |
deklaag |
afdeksteen:
ǫf˱dę ̞kstiǝn (L163a Milsbeek)
|
Afdeklaag bovenop de oveninzet, bestaande uit slecht gebakken stenen en klei. In L 163a gebruikte men een grondmandje (gr-ntmantj\) om de klei bovenop de oven aan te vullen (Geuskens, pag. 147). [N 98, 117; monogr.]
II-8
|
19704 |
deksel |
potdekkel:
poͅt˂dɛkəl (L163a Milsbeek)
|
pannedeksel
III-2-1
|