e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

Gevonden: 2537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de was bleken bleken: blēͅkə (Milsbeek) bleken III-2-1
de was doen wassen: wasə (Milsbeek) wassen III-2-1
de was stijfselen stijven: stīvə (Milsbeek) stijven III-2-1
de zeug naar de beer brengen beren: bērǝ (Milsbeek), drijven: drīvǝ (Milsbeek) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg mengsel: mēŋsəl (Milsbeek), wegdeeg: weͅx˂dēx (Milsbeek) beslag || brooddeeg III-2-3
dekbare vaars muk: mø̜k (Milsbeek) Vrouwelijk kalf dat de eerste tochtigheidsverschijnselen vertoont. [N 3A, 21] I-11
deken deken: dēͅkə (Milsbeek) deken III-2-1
dekken dekken: dękǝ (Milsbeek), draaien: drē̜jǝ (Milsbeek) De rietmatten aan de slagzijde van de haag plaatsen. [monogr.] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] I-12, II-8
deklaag afdeksteen: ǫf˱dę ̞kstiǝn (Milsbeek) Afdeklaag bovenop de oveninzet, bestaande uit slecht gebakken stenen en klei. In L 163a gebruikte men een grondmandje (gr-ntmantj\) om de klei bovenop de oven aan te vullen (Geuskens, pag. 147). [N 98, 117; monogr.] II-8
deksel potdekkel: poͅt˂dɛkəl (Milsbeek) pannedeksel III-2-1