33199 |
aardappelziekten |
krulziekte:
krø̜lziktǝ (L163a Milsbeek),
zwam:
zwam (L163a Milsbeek),
zwartbenigheid:
zwartbenigheid (L163a Milsbeek)
|
Door de intensieve cultuur van aardappelen en omdat men de pootaardappelen won uit de oogst van eigen veld van het jaar ervoor, was de aardappelplant bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten. Het aantal ziekten is dan ook zeer groot en het aantal opgaven voor aardappelziekten navenant. Aan de hand van de opgaven is hier de volgende indeling aangehouden: schimmel- en bacterieziekten, virusziekten en voedingsziekten, telkens, waar mogelijk met enkele onderafdelingen. De bijzonderheden worden in het corpus van het lemma gegeven. Vergelijk ook het WBD, I, aflevering 8, 1478-1480. [N 12, 8; monogr.]
I-5
|
33482 |
aardbei |
aardbeer:
èrd(s)bèèr (L163a Milsbeek),
aardsbeer:
èdsbèèr (L163a Milsbeek)
|
aardbei
I-7
|
19509 |
aardewerk |
aarden telders:
éére taelders (L163a Milsbeek)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24448 |
aardrups, larve van de nachtvlinder |
rups:
WLD
roeps (L163a Milsbeek)
|
grauwe aardrups, larve van de nachtvlinder, die in de rusttoestand ligt opgerold in de vorm van de letter C [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19283 |
aarzelen |
dreumelen:
Nie droemele, dörloope
droemele (L163a Milsbeek),
zie droemele
drummele (L163a Milsbeek)
|
aarzelen, dralen
III-1-4
|
18439 |
achterbies [wld ii.10, p. 25-26] |
achterbies:
àchtərbiĕs (L163a Milsbeek)
|
Een reep leer, die aan de buitenkant van de schoen, van de hak af naar boven loopt, evenwijdig aan de achillespees en die vaak diende om een eventuele naad te verbergen, b.v. bij derby modellen (achterbies)? Zie tek. 18b [N 60 (1973)]
III-1-3
|
19678 |
achterdeur |
achteruit:
axtəryt (L163a Milsbeek)
|
achterdeur
III-2-1
|
25099 |
achtereen, na elkaar |
achtereen:
a(.)chterèn (L163a Milsbeek)
|
achtereen, na elkaar
III-4-4
|
32962 |
achtergebleven hooi harken |
scharren:
sxarǝ (L163a Milsbeek)
|
Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.]
I-3
|
33984 |
achterhaam |
achterboks:
ɛxtǝrboks (L163a Milsbeek)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|