e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

Gevonden: 2537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderen hommelen: hómmele (Milsbeek) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk de hommel bloeit: WNT sv BLOEIEN, sub 5e  de hómmel blööjt (Milsbeek), schoerenkop: schoe.rekop (Milsbeek), schoerenkoppen: schōēreköp (Milsbeek) onweerswolk || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: dónder (Milsbeek), hommel: hómmel (Milsbeek) donder [N 22 (1963)] III-4-4
donker worden, duisteren avonden: ⁄t aovent (Milsbeek) schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
donker, duisterx helsduister: Nèvve dieje wèg stôn gèn lichtpööl; dor is t s aoves hèlsduuster.  hèls(en)duuster (Milsbeek) aardedonker III-4-4
donkerbruine koe vale koe: vǭl [koe] (Milsbeek) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a] I-11
dood (bn.) oremus: Hij was ooreemes vór we ’t ien de gaate hân (Milsbeek) hij was dood eer we het in de gaten hadden III-2-2
doodskist doodskist: dödskist (Milsbeek) doodskist III-2-2
doofpot doofpot: dōfpoͅt (Milsbeek) doofpot [N 05A (1964)] III-2-1
dooien t slaakt]: dööje (Milsbeek), ⁄t wéér gét af (Milsbeek) dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4