e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

Gevonden: 2537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dooier dooier: doi̯ǝr (Milsbeek) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopfeest doop: deup (Milsbeek), kinddoop: kie.nddeup (Milsbeek) doopsel, doopfeest || doopsel, doopfeest, doopplechtigheid III-2-2
doopjurkje doopkleed: deupkleed (Milsbeek), doopskleed: zie deupkleed  döpskleed (Milsbeek) doopjurk III-2-2
doorgenaaid werk doorgenaaid werk: dø̜rgǝnɛ̄jt wɛ̄rk (Milsbeek) Het schoenwerk dat met de doornaai-methode vervaardigd wordt. [N 60, 161b] II-10
doorn, stekel doorn: dao(r)n (Milsbeek), doorn (mv.): döön (Milsbeek) doorn III-4-3
doornaaiels inrijgels: enrīxɛls (Milsbeek) De els voor het grove werk o.a. voor het doornaaien. "De els voor het doornaaien moet bijna recht en niet dik zijn. Deze els moet bijna recht zijn: 1) omdat zij een grote drukking moet onderstaan bij het doorsteken van de zool - soms nog den rand inbegrepen -, bovenleder en binnenzool; 2) om recht door te steken en aldus de buitenzool op haar plaats te houden en niet naast de binnenzool te naaien of er ook niet te ver op." (Aras II, pag. 240). [N 60, 179] II-10
doornaaien doornaaien: dø̜rnɛ̄jǝ (Milsbeek) Met behulp van een machine of met de hand zool, tussenzool, binnenzool en overleer met één steek aan elkaar naaien. Vooral voor werkschoenen is dit het ge√´igende procédé. Evenwel wordt het bij handwerk zo veel mogelijk vermeden, omdat het een zwaar karwei is. [N 60, 161a] II-10
doorschieter doorwasser: dø̜rwasǝr (Milsbeek) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
dopeling doopkind: deupkie.nd (Milsbeek) dopeling III-2-2
dopen soppen: soppe (Milsbeek) indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)] III-2-3