33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
é.rt (L163a Milsbeek)
|
erwt
I-7
|
33612 |
erwtenzetter, gereedschap om erwten te zetten |
erwtenpoter:
aertepeuter (L163a Milsbeek)
|
[N 18 (1962)]
I-7
|
19519 |
etensketeltje |
henkelmann (d.):
hampelman (L163a Milsbeek),
heenkelman (L163a Milsbeek)
|
tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
evenaar:
ēvǝnār (L163a Milsbeek),
tweehaam:
twęhām (L163a Milsbeek)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
19142 |
fatsoenlijk |
fatsoenlijk:
Zòrg da ge d¯r fersoenlek óp stôt as ge nor de kèrk gôt
fersoenlek (L163a Milsbeek),
Zòrg da ge d¯r fesoenlek óp stôt as ge nor de kèrk gôt
fesoenlek (L163a Milsbeek)
|
fatsoenlijk, netjes
III-1-4
|
33688 |
fijn droog stof |
melm:
męlǝm (L163a Milsbeek)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
25170 |
fijne hagel |
hagel:
hagel (L163a Milsbeek)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33227 |
fijne zeef, voor pootaardappelen |
peuterzift:
pø̄tǝrzeft (L163a Milsbeek)
|
De tweede, en doorgaans middelste zeef, waardoor de kleinere aardappelen worden afgezonderd die als pootgoed worden gebruikt. [N 12, 34b]
I-5
|
33228 |
fijnste zeef, uitschotzeef |
schrotzift:
schrotzift (L163a Milsbeek)
|
Soms is er nog een derde, onderste zeef, waar het "uitschot", de zeer kleine aardappelen en stukken aardappel worden afgezonderd van het afval en de losse aarde. [N 12, 34c]
I-5
|
30800 |
flank |
lies:
lis (L163a Milsbeek)
|
Het gedeelte van de huid dat de flank bedekt. Volgens de informant van L 292 is het leer hiervan minder van kwaliteit maar zeer geschikt voor de binnenhaam. Zie afb. 1. [N 60, 3e; N 60, 3d; N 60, 247; N 36, 5; N 36, 4; N 36, 6b]
II-10
|