21498 |
inkt |
inkt:
es als Fr est
dat es blauwe eenkt (Q199p Moelingen)
|
Blauwe inkt. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
34001 |
inspannen |
voorspannen:
vi̯ørspanǝ (Q199p Moelingen)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
21562 |
italiaan |
italiaander:
es Fr. est
dat es enen Italiainder (Q199p Moelingen)
|
Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19039 |
jammer |
jammer:
t⁄is jao‧mer (Q199p Moelingen)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
juirig (Q199p Moelingen)
|
Jarig. [Willems (1885)]
III-3-2
|
18041 |
jeuk |
jeuk:
jeu‧k (Q199p Moelingen)
|
jeuk [N 07 (1961)]
III-1-2
|
24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
te kak om te vliegen:
te kak om te vliegen (Q199p Moelingen)
|
jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|
34314 |
jong varken |
baggen (mv.):
bage (Q199p Moelingen)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
20697 |
jus, vleesnat |
broei:
breuj (Q199p Moelingen)
|
vleesnat, jus [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
20768 |
kaantjes |
krapjes:
krepkes (Q199p Moelingen)
|
vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)]
III-2-3
|