e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Moelingen

Overzicht

Gevonden: 788
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molen molen: myø.lǝ (Moelingen) Algemene benaming voor zowel het werktuig waarmee men verschillende stoffen fijnmaakt, als voor het gebouw waarin het maalproces plaatsvindt. De specifieke benamingen voor het maalwerktuig zijn bijeengeplaatst in het lemma ɛmaalgangɛ. In dit lemma zijn de dialectvarianten van molen met umlautsvocaal niet van een apart woordtype voorzien. Zie hiervoor ook de ɛinleidingɛ op het WLD, pag. 35-38.' [N O, 32i; JG 1a; JG 1b; S 24; Wi 4; Wi 51, l 1a-m; l 30; l 31; A 42, 2; A 42A, 51; Vds 1; Jan 1; Coe 1; Grof 1; Sche 1; monogr.; div.; A 43, 5; ND, 3; ND add.; Vld] II-3
molenaar molenaar: mjø̄lǝnęr (Moelingen), mø̄lǝnę̄r (Moelingen) [N O, 40a; A 42A, 49; JG 1a; JG 1b; l 1a-m; S 24; Wi 53; Sche 7; Vds 264; Jan 285; Coe 234; Grof 261; monogr.; Vld] II-3
molshoop in het grasland moutheuvel: mō.ti̯ø̜.vǝl (Moelingen  [(betekent ook 'mol')]  ) Hoopje aarde, opgeworpen door een mol. Op de cultuurgronden en ook in het weiland zijn molshopen hinderlijk voor de boer, en hij zal proberen de mollen te vangen en de molshopen in het veld te verwijderen met de sleep (zie het lemma ''slepen'' in aflevering I.1.2, p. 175-176) of met een ander werktuig (zie het volgende lemma: ''molshopen verspreiden''). De benaming van de molshoop is vaak in het meervoud opgegeven. Daarom zijn bij de onderstaande woorden overal waar in de enquêtes door de informanten ook de meervoudsvormen zijn vermeld, deze hier ook opgenomen. In enkele streken worden de molshoop en de mol door hetzelfde woord benoemd. Daarom is in deze paragraaf ook het lemma ''mol'' opgenomen. De plaatsen waar de woorden voor mol en molshoop hetzelfde zijn, zijn hieronder gekenmerkt door het teken = bij de plaatscode; ze zijn in kaart 3, Mol, genoteerd.' [N 14, 80a; N 14, 81 add.; JG 1a, 1b, 1c; A 18, 12; L 1 a-m; L 1u, 165; L B2, 212; S 24, monogr.] I-3
mond mond: mo:nt (Moelingen) mond [RND] III-1-1
mond (spotnamen) muil: groete moel (Moelingen) een grote mond [ZND 31 (1939)] III-1-1
mondstuk embouchure (fr.): moeilijk leesbaar  a͂bōēšüür (Moelingen) Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)] III-3-2
monnik pater (lat.): ĕnne pater (Moelingen) Een monnik. [ZND 31 (1939)] III-3-3
mossel mossel: mōsshel (Moelingen) mossel [Willems (1885)] III-2-3
mosterd mosterd: moster (Moelingen) mosterd [ZND 31 (1939)] III-2-3
mot mot: mot (Moelingen), ook in ZND 31, 038  mot (Moelingen) mot [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-4-2