24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
zwarbel:
zwērbel (Q199p Moelingen),
zwɛrbələ (Q199p Moelingen)
|
zwaluw [Willems (1885)] || zwaluw (mv.) [RND]
III-4-1
|
21309 |
boerin |
boerin:
buren (Q199p Moelingen)
|
[L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]
I-6
|
32326 |
bom, spon |
spon:
spon (Q199p Moelingen)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw houwen:
bōnt ɛn blaow gəhòwə (Q199p Moelingen),
bont en blauw slaan:
bōnt ɛn blaow gəslùəgə (Q199p Moelingen),
groen en blauw houwen:
gR"n ɛn blaow gəhòwə (Q199p Moelingen),
groen en blauw slaan:
gR"n ɛn blaow gəslùəgə (Q199p Moelingen)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
22552 |
boog |
boog:
bōōg (Q199p Moelingen),
boͅ:ch (Q199p Moelingen)
|
boog [RND] || Boog. [Willems (1885)]
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
bo:m (Q199p Moelingen),
bô.m (Q199p Moelingen),
boompje:
bø‧mkə (Q199p Moelingen),
boompjes:
bø‧mkəs mv (Q199p Moelingen),
buim (mv.):
böm mv (Q199p Moelingen)
|
boom [Heem 02.5 (1958)], [RND]
III-4-3
|
33280 |
boon, algemeen |
bonen:
bunǝ (Q199p Moelingen),
boon:
bun (Q199p Moelingen)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
19600 |
bord |
telloor:
teͅlø̄r (Q199p Moelingen)
|
bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
33713 |
bos |
bos:
bø̄.š (Q199p Moelingen)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33644 |
bouwland |
akker:
akǝr (Q199p Moelingen),
gewande:
gewande (Q199p Moelingen),
land:
lant (Q199p Moelingen),
lā.nt (Q199p Moelingen),
veld:
fɛ̄.lt (Q199p Moelingen),
vē̜.lt (Q199p Moelingen),
vɛlt (Q199p Moelingen),
vɛ̄lt (Q199p Moelingen)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|