20807 |
braadworst |
braadworst:
braodwòrs (Q199p Moelingen)
|
braadworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18953 |
braaf |
braaf:
⁄t kint is brááf (Q199p Moelingen),
stil:
(= stil).
⁄t kint is stel (Q199p Moelingen)
|
braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)]
III-1-4
|
24501 |
braambes |
bramelen:
bru̯omūlə (Q199p Moelingen),
bru̯omələ (Q199p Moelingen),
bru̯oͅ.məl (Q199p Moelingen)
|
braam(bessen) [RND] || braambes
III-4-3
|
20788 |
braden |
braden:
brāāe (Q199p Moelingen)
|
vlees braden en vlees bakken [Willems (1885)]
III-2-3
|
24875 |
brandnetel |
netel:
nītəl (Q199p Moelingen),
nītǝl (Q199p Moelingen)
|
(brand)netel [ZND 01 (1922)] || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b]
I-5, III-4-3
|
33692 |
brede landweg |
dreef:
drē̜f (Q199p Moelingen)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
17804 |
brengen |
brengen:
brēnge (Q199p Moelingen)
|
brengen [ZND m]
III-1-2
|
21250 |
brief |
brief:
bre:f (Q199p Moelingen)
|
brief [RND]
III-3-1
|
18197 |
broek: algemeen |
broek:
brōk (Q199p Moelingen)
|
broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)]
III-1-3
|
20769 |
brood |
brood:
broed (Q199p Moelingen),
brōēt (Q199p Moelingen)
|
brood [RND] || brood dat niet opgegaan is (brood) [ZND 33 (1940)]
III-2-3
|