e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

Gevonden: 2015
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
links, linkshandig links: links (Molenbeersel) iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)] III-1-2
linkshandig persoon linkse, een -: ne linksche (Molenbeersel) iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)] III-1-2
linnen, linnengoed lijwand: livǝnt (Molenbeersel), līvǝnt (Molenbeersel) Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.] II-7
lip lip: lypə (Molenbeersel), løp (Molenbeersel, ... ) lip [RND], [ZND m] || rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
lip van een hoefijzer lip: lø.p (Molenbeersel) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
litteken litteken: litteiken (Molenbeersel) een litteken [ZND 37 (1941)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen kuimen: kȳmǝ (Molenbeersel) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
lof lof: tloͅf (Molenbeersel) het lof [RND] III-3-3
long loos: lois (Molenbeersel) long [ZND m] III-1-1
loop van een geweer loop: də ləəp vänə gəwēər (Molenbeersel) De loop van een geweer [ZND 30 (1939)] III-3-1