e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raapzaadolie reubsmout: rø̄bsmǭ.t (Molenbeersel) De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
raar, vreemd aardig: ook materiaal znd 19a, 003  ārdəx (Molenbeersel), vies: ook materiaal znd 19a, 003  vies (Molenbeersel), vreemd: dĕ es ī vrēmd (Molenbeersel) Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)] || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)] III-1-4
raat raat: (mv)  rǭtǝn (Molenbeersel) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
raden raden: ku[o}nst tə dät raojə (Molenbeersel) Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)] III-1-4
rammelaar rekel: rēͅkəl (Molenbeersel) rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
ransuil katuil: katuil (Molenbeersel) ransuil III-4-1
ranzig garstig: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  ge.̞stəx (Molenbeersel) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3
rapen rapen: rā.pǝ (Molenbeersel) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rechte stand ruststand: rø̜ststantj (Molenbeersel  [(gedaan met werk: gǝdǭn męt węrk)]  ) De stand van de roeden als een recht kruis. Zie ook afb. 2. In l 164, l 211 en l 316 was de molen in zoɛn geval na gedane arbeid in rust. Bovendien kon men er in l 316 aan zien dat de molenaar thuis was: dǝ mø̜ldǝr is tus. In het lemma is tussen ronde haken achter de plaatscode opgenomen, welke betekenis de ɛrechte standɛ in de betreffende plaats had.' [N O, 8b] II-3
rechtvaardig rechtvaardig: reͅchtvērdəch (Molenbeersel) Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)] III-1-4