33272 |
raapzaadolie |
reubsmout:
rø̄bsmǭ.t (L319p Molenbeersel)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
ook materiaal znd 19a, 003
ārdəx (L319p Molenbeersel),
vies:
ook materiaal znd 19a, 003
vies (L319p Molenbeersel),
vreemd:
dĕ es ī vrēmd (L319p Molenbeersel)
|
Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)] || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
raat:
(mv)
rǭtǝn (L319p Molenbeersel)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
ku[o}nst tə dät raojə (L319p Molenbeersel)
|
Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
19977 |
rammelaar |
rekel:
rēͅkəl (L319p Molenbeersel)
|
rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24229 |
ransuil |
katuil:
katuil (L319p Molenbeersel)
|
ransuil
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
garstig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ge.̞stəx (L319p Molenbeersel)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rā.pǝ (L319p Molenbeersel)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
25933 |
rechte stand |
ruststand:
rø̜ststantj (L319p Molenbeersel
[(gedaan met werk: gǝdǭn męt węrk)]
)
|
De stand van de roeden als een recht kruis. Zie ook afb. 2. In l 164, l 211 en l 316 was de molen in zoɛn geval na gedane arbeid in rust. Bovendien kon men er in l 316 aan zien dat de molenaar thuis was: dǝ mø̜ldǝr is tus. In het lemma is tussen ronde haken achter de plaatscode opgenomen, welke betekenis de ɛrechte standɛ in de betreffende plaats had.' [N O, 8b]
II-3
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
reͅchtvērdəch (L319p Molenbeersel)
|
Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|