33750 |
ruin |
ruin:
rȳn (L319p Molenbeersel)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
rutən oͅs (L319p Molenbeersel)
|
Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
34024 |
rund |
rind:
rent (L319p Molenbeersel)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
horzel
hō.stəl (L319p Molenbeersel)
|
insect III [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
angel:
a.ŋəl (L319p Molenbeersel)
|
worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
vee:
vīǝ (L319p Molenbeersel)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
rups:
roeps (L319p Molenbeersel),
rūps (L319p Molenbeersel)
|
rups [ZND 06 (1924)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
28592 |
salpeter |
salpeter:
sǝlpitǝr (L319p Molenbeersel)
|
Chemische stof waarmee bijen bedwelmd worden. [N 63, 77d, N 63, 77c; N 63, 77b; JG 1b]
II-6
|
21332 |
samenspannen |
overeenhouden:
di twīə hōͅwən øvəreͅîn (L319p Molenbeersel),
samenspannen:
die twiejə spannen samen (L319p Molenbeersel)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
21028 |
saus |
saus:
sààws (L319p Molenbeersel)
|
saus [RND]
III-2-3
|