34117 |
scrotum |
buidel:
by.i̯ǝl (L319p Molenbeersel)
|
Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (L319p Molenbeersel)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
sellerie:
seͅ.lərii̯ (L319p Molenbeersel)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19778 |
sering |
jasmijn:
-
jasmijn (L319p Molenbeersel, ...
L319p Molenbeersel),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
jasmien (L319p Molenbeersel),
pinkstbloem:
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
pinkstbloom (L319p Molenbeersel),
pinksterbloem:
-
pinksterbloem (L319p Molenbeersel, ...
L319p Molenbeersel),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
pinksterbloom (L319p Molenbeersel)
|
sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|
21256 |
servituut |
straatje:
ei strötje (L319p Molenbeersel)
|
Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
24242 |
sijs |
sijsje:
säīskə (L319p Molenbeersel)
|
sijs [ZND m]
III-4-1
|
17752 |
sik |
sik:
sik (L319p Molenbeersel)
|
Een sikje (puntig baardje aan de kin). [ZND 06 (1924)]
III-1-1
|
28694 |
sikkel |
zekel:
zē.kǝl (L319p Molenbeersel)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelsien:
appelsien (L319p Molenbeersel)
|
sinaasappel [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
singel:
se.ŋǝl (L319p Molenbeersel)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|