e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spreken, praten kallen: hĕ kan vlao;s kalə (Molenbeersel), kallen (Molenbeersel), spreken: steͅl sprēͅkə! (Molenbeersel) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1
springen springen: spreŋən (Molenbeersel) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2
springstier dekstier: dɛkstēr (Molenbeersel) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
spruiten spruitbalken: sprūtbalǝkǝ (Molenbeersel), spruiten: (enk)  sprūt (Molenbeersel) De twee dwarsbalken - een korte en een lange - die door de molenkap lopen en daar aan weerszijden uitsteken. Aan de uiteinden van de spruiten zijn de schoren bevestigd. Zie ook afb. 25 en 26. [N O, 52a; Sche 27; A 42A, 86] II-3
staakijzer van de windmolen staakijzer: stākī ̞zǝr (Molenbeersel  [(van ijzer)]  ) De rechtstaande spil in de windmolen waaraan aan de bovenzijde het rondsel of de bonkelaar is bevestigd en aan de onderzijde de klauw die in de rijn van de loper past. Zie ook afb. 64.29 en 59. Achter de plaatscode is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer was vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N O, 14i; N O, 14o; A 42A, 14; A 42A, 15; Sche 43; A 42A, 22] II-3
staal staal: staol (Molenbeersel) Staal (monster). [ZND 07 (1924)] III-3-1
staart bis: bez (Molenbeersel), staart: start (Molenbeersel, ... ), stert (Molenbeersel, ... ), staartje: stertje (Molenbeersel) staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-12, I-9, III-4-2
staart van de hollandse molen staart: stɛrt (Molenbeersel) De twee korte schoren, de twee lange schoren en de staartbalk van de Hollandse molen samen. Zie ook afb. 25. [N O, 52f; Sche 25; monogr.] II-3
staartbalk van de hollandse molen staart: stɛrt (Molenbeersel) De middelste balk van de staart van de Hollandse molen die vanaf de achterkant van de molenkap tussen de vier schoren naar beneden loopt. Zie ook afb. 25 en de toelichting bij het lemma ɛstaart van de Hollandse molenɛ.' [N O, 52e; Sche 25; monogr.] II-3
staartmees langstaart: langstaart (Molenbeersel) staartmees III-4-1