33976 |
staartriem |
staartleer:
stɛrtlē̜r (L319p Molenbeersel)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|
21272 |
stad |
stad:
stat (L319p Molenbeersel)
|
stad [RND]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
sta.l (L319p Molenbeersel),
stã.l (L319p Molenbeersel)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
34056 |
stamboekstier |
stamboekstier:
stambōkstēr (L319p Molenbeersel)
|
Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b]
I-11
|
25936 |
stand voor het midden |
de molen treurt:
dǝ mø̄lǝ trø̄rtj (L319p Molenbeersel),
rouwstand:
rǫwstantj (L319p Molenbeersel)
|
De stand waarbij de rechtstaande roede net vōōr het midden is. De bovenste wiek bevindt zich dan rechts van een denkbeeldige, verticale lijn. Zie ook afb. 4. Invullers uit K 357, l 330 en P 51 kenden voor deze stand geen specifieke naam. In de drie plaatsen was de betekenis echter: ø̄sterfgeval in de familieø̄. Achter de plaatscode is tussen ronde haken opgenomen wat de stand vōōr het midden in de betreffende plaats betekende. [N O, 8d; N O, 8c; N O, 8f]
II-3
|
25934 |
stand voorbij het midden |
vertrekstand:
vǝrtrɛkstantj (L319p Molenbeersel
[(iemand gaat voor lange tijd weg: ēmǝs gęjt vø̄r laŋ węx)]
)
|
De stand waarbij de rechtstaande roede net voorbij het midden is. De bovenste wiek bevindt zich dan links van een denkbeeldige, verticale lijn. Zie ook afb. 3. In l 265 kon men aan deze stand zien dat er niet gemalen werd wegens reparaties, terwijl in K 353, l 289, l 318, l 321 en l 374 bij deze stand de molenstenen gescherpt werden. In K 357 en P 51 werd het wiekenkruis zo geplaatst bij een geboorte in de familie van de molenaar. In l 164 duidde de stand in het algemeen vreugde aan, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een geboorte. In l 289 en l 316 daarentegen werd de stand gebruikt om rouw aan te geven. Achter de plaatscode is tussen ronde haken opgenomen wat de stand voorbij het midden in de betreffende plaats betekende. [N O, 8c; N O, 8e; N O, 34a add.]
II-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
stantbe.lṭsj (L319p Molenbeersel)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
25960 |
standerdmolen |
kas:
kas (L319p Molenbeersel),
kasmolen:
kas[molen] (L319p Molenbeersel),
kastmolen:
kast[molen] (L319p Molenbeersel)
|
Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93]
II-3
|
26273 |
staven |
staven:
staven (L319p Molenbeersel),
stęǝf (L319p Molenbeersel)
|
De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83]
II-3
|
21260 |
steeg, steegje |
smalle straat, smal straatje:
smāl strö:tjə (L319p Molenbeersel)
|
Steeg (smal straatje). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|