e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

Gevonden: 2015
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: ə wĭt dōk (Molenbeersel) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doffer, mannelijke duif hoorn: hōrə (Molenbeersel) duif, mannetje [ZND 18 (1935)] III-4-1
dolle kervel dolle kervel: dǫlǝ kervǝl (Molenbeersel), wilde kervel: welǝ kervǝl (Molenbeersel) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
dompelen in het water soppen: ps. deels omgespeld volgens IPA.  i wātər [soͅpə (Molenbeersel, ... ), soppen: in ət wātər sopə (Molenbeersel) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: doͅu̯ndərə (Molenbeersel, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderkruid donderkruid: -  donderkroed (Molenbeersel) donderkruid [DC 46 (1971)] III-4-3
donderx donder: doͅndər (Molenbeersel, ... ), doͅu̯ndər (Molenbeersel, ... ) donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker, duisterx donker: doungkər (Molenbeersel) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4
dood (adj. schertsend bedoeld hemelen: znd 23, 022b;  heemələ (Molenbeersel), het loodje moeten leggen?: znd 23, 022b;  ət lakə moutə legə (Molenbeersel) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  dôêt (Molenbeersel) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2