19504 |
dweil |
dweil:
dweiəl (L319p Molenbeersel)
|
Hoe heet de doek uit grof linnen waarmee vocht van de vloer wordt opgenomen ? [ZND 48 (1954)]
III-2-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
ook ZND 02, 008
inkkörke (L319p Molenbeersel)
|
eekhoorn [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
20505 |
een borrel drinken |
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ən drə.pkə dreŋkə (L319p Molenbeersel),
een kobus drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
kuabəs dreŋkə (L319p Molenbeersel)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən bōtəram smēͅrə (L319p Molenbeersel)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜i̯ (L319p Molenbeersel),
ęi̯ (L319p Molenbeersel),
eitje:
ęi̯kǝ (L319p Molenbeersel)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
32747 |
een geerakker ploegen |
ophool uitholen:
ǫphōl ūthōlǝ (L319p Molenbeersel)
|
Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.]
I-1
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hø̄rə (L319p Molenbeersel)
|
een huis huren [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
niet tam:
hè is neet taam (L319p Molenbeersel)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
17843 |
een nachtmerrie hebben |
de maar heeft mich gereden:
de maar heèt mich gereje (L319p Molenbeersel)
|
Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18273 |
een paar schoenen |
een paar schoenen:
ə pār šōn (L319p Molenbeersel)
|
een paar schoenen [ZND 06 (1924)]
III-1-3
|