20949 |
gist |
gist:
ges (L319p Molenbeersel),
gęs (L319p Molenbeersel)
|
Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)]
II-1, III-2-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glāt (L319p Molenbeersel, ...
L319p Molenbeersel)
|
glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-4-4
|
22376 |
glijbaan |
roetsjbaan:
roetsjbaan (L319p Molenbeersel)
|
glijbaan [SND (2006)]
III-3-2
|
17853 |
glijden |
slibberen:
sl"vərə (L319p Molenbeersel, ...
L319p Molenbeersel)
|
hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)] || slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen) [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
24316 |
glimworm |
lichtwormpje:
lēxtwøͅrmkə (L319p Molenbeersel, ...
L319p Molenbeersel)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
gōt lūstərə (L319p Molenbeersel)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
19102 |
goedheid |
goedigheid:
ook materiaal znd 24, 20
gōtəxait (L319p Molenbeersel)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
däs-chōjə kaup (L319p Molenbeersel)
|
Dat is goedkoop [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21512 |
goedkoopst |
bestekoop:
beͅstək[a}up (L319p Molenbeersel)
|
goedkoopst [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21477 |
goedkoper |
beterkoop:
bēͅtərkaup (L319p Molenbeersel)
|
goedkoper [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|