e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

Gevonden: 2015
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kauw dool: deul (Molenbeersel, ... ), kauwtje: koͅu̯kə (Molenbeersel), zwart pastoortje: zwartə pəsty(3)̄rkəs (mv.) (Molenbeersel) kauw || kerkkauw [ZND 27 (1938)] III-4-1
kazuifel kazuifel: kasuufel (Molenbeersel) Een kazuifel (misgewaad; de uitspraak juist weergeven). [ZND 36 (1941)] III-3-3
keel keel: kē̜.l (Molenbeersel), strot: strō.t (Molenbeersel) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot strot: stro.t (Molenbeersel), strô:t (Molenbeersel) Pak hem bij zijn strot (keel). [ZND 07 (1924)] || strot [RND] III-1-1
keelpijn keelpijn: ke.lpî.n (Molenbeersel) keelpijn [RND] III-1-2
keep keekvink: verschrijving voor kweik-?  keekvink (Molenbeersel) keep III-4-1
keerklossen keerklossen: keerklossen (Molenbeersel) Klampen die op de roeden tegen de askop worden vastgespijkerd om te voorkomen dat de roeden door de asgaten zakken. Volgens een invuller uit l 289 gebeurt dit alleen bij houten roeden. [N O, 3f; A 42A, 78; N O, 3d] II-3
keerkuip kuip: kūp (Molenbeersel) De opstaande houten ring die het rollenkruiwerk aan de buitenkant omsluit om overkruien tegen te gaan. Zie ook afb. 29. [N O, 53g; A 42A, 106 add.] II-3
keerstrook, wendakker voorling: vø̄.rleŋ (Molenbeersel) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
keffen keffen: käfən (Molenbeersel, ... ) keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1