e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P214p plaats=Montenaken

Overzicht

Gevonden: 1200
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koster koster: de kəster (Montenaken), köstər (Montenaken), kəster (Montenaken) koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaut (Montenaken) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrbənōͅžə (Montenaken), kotelet: koͅtəleͅt (Montenaken) karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kous: algemeen kous: koes (Montenaken), kôs (Montenaken) Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
kouter kouter: kõ˱ntǝr (Montenaken) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraaltjes kraaltjes: krø.elkəs (Montenaken) kraaltjes [RND] III-3-2
kraaltjes add.: parelsnoer parel: parelsnoer  ən pɛ.əl (Montenaken) kraaltjes [RND] III-3-2
kraan van de metalen gierton kraan: krǫǝn (Montenaken) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
kramer foorman: staat op kermissen met een winkel of eender wat  foorman (Montenaken) Kramer. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kribbebijter kribbebijter: krebǝbē̜tǝr (Montenaken) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9