26403 |
velg |
velling:
vɛleŋ (P214p Montenaken)
|
De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit één stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13
|
17924 |
verfrommelen |
verfrommelen:
verfroemmele (P214p Montenaken),
verfromele (P214p Montenaken)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeet-me-nietje (P214p Montenaken)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
dje zult verkaad werre (P214p Montenaken),
ich ben verkaat (P214p Montenaken),
ig ben verkaad (P214p Montenaken)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ge zult wel inne kaa raopen (P214p Montenaken)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
34290 |
vertuieren |
verpachten:
vǝrpaxtǝ (P214p Montenaken)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|
23312 |
vespers |
vespers (<lat.):
də vɛspərs (P214p Montenaken)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (P214p Montenaken)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvi:ət (P214p Montenaken)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
viŋər (P214p Montenaken)
|
vinger [RND]
III-1-1
|