20697 |
jus, vleesnat |
nat van vlees:
nowet van vlies (P214p Montenaken)
|
vleesnat, jus [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
21912 |
kaal duivenjong |
kaal jong:
koͅəljøͅŋk (P214p Montenaken)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
20768 |
kaantjes |
kaantjes:
kø̄nkəs (P214p Montenaken)
|
kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kas (P214p Montenaken)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
19422 |
kaarsendomper |
snepper:
snø̄pər (P214p Montenaken)
|
kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaartspelen:
koͅ.ətə spe.ələ (P214p Montenaken)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kêês (P214p Montenaken)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
22610 |
kaatsbal |
kwatsbal:
kwatsbal (P214p Montenaken)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|
22622 |
kaatsen |
kaatsen:
slorven (moeilijkleesbaar): gewoon weg slaan
kaatsen (P214p Montenaken),
kwatselen:
kwatsələ (P214p Montenaken)
|
kaatsen [RND] || Kent u het werkwoord kaatsen (met de bal)? [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
22227 |
kaf |
kaf:
kaf (P214p Montenaken)
|
In dit lemma staan de varianten voor het kaf, de vliesjes of schutblaadjes van de graankorrels, bijeen. Het zit nog, te zamen met vreemd (met name onkruid-) zaad en slecht koren tussen het graan, wanneer het graan gedorst en uitgekamd is en moet ervan gescheiden worden door het wannen. Het type vlimmen (en hoogstwaarschijnlijk ook andere heteroniemen naast kaf) betekenen eigenlijk of ook "kafnaalden". Zie ook de lemma''s ''baard'' (1.3.7) en ''spikken'' (6.1.31). [N 14, 35a, 35b en 35c; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 55; S 16; monogr.; add. uit N 14, 31]
I-4
|