17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
een krankte onder zijn gelederen hebben:
hae haet n krenkdje ónger zien gelijjere (L382p Montfort)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ē̜nj (L382p Montfort)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
24584 |
eendekroos |
kroost:
-
kroos(t) (L382p Montfort)
|
eendekroos [DC 56 (1981)]
III-4-3
|
22475 |
eenentwintigen (kaartspel) |
eenentwintigen:
eeinentwintigen (L382p Montfort),
eenentwintige (L382p Montfort)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34400 |
eenmaal geschoren schaap |
eenjarig lam:
ęi̯njø̜rex lām (L382p Montfort)
|
Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.]
I-12
|
32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
brabander:
brǭbɛ ̝njǝr (L382p Montfort),
brabantse ploeg:
brǭban(t)šǝ [ploeg] (L382p Montfort),
hondploeg:
hont[ploeg] (L382p Montfort
[(synoniem met riesterploeg)]
),
riesterploeg:
rēstǝrplōx (L382p Montfort
[(synoniem met hondploeg)]
)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
18851 |
eenvoudig |
eenvoudig:
eenvoudig (L382p Montfort),
eivoudig (L382p Montfort),
gewoon:
gewaon (L382p Montfort),
gewuen (L382p Montfort),
modest:
modèst (L382p Montfort)
|
eenvoudig [SGV (1914)] || zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
abbegat:
klemtoon ligt op de eerste lettergreep, Dit zeiden oude mensen(bijv. mijn opa van moederszijde) tegen een armoedig, afgelegen en rommelig huis, maar ook tegen een kleine verzameling van huizen met die kenmerken
‧abəg‧āt (L382p Montfort),
buitenij:
klemtoon op de laatste lettergreep Een verzameling met de kenmerken (zie 2 (1) )Het woord is een afleiding van boe?te = buiten, waarschijnlijk met een frans achtervoegsel dat meer woorden heeft opgeleverd
būtən‧i (L382p Montfort),
keet:
kâêt (L382p Montfort),
k‧iət (L382p Montfort),
krot:
krot (L382p Montfort),
potage (fr.):
dit wordt soms tegen een armoedig en rommelig huis gezegd n petaa:sj (van het frans potage(?), maar dit duide meer op het rommelige dan op het armoedige
pət‧āš (L382p Montfort)
|
Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21517 |
eenzaam |
alleen:
allein (L382p Montfort),
allenig:
aleinig (L382p Montfort)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23709 |
eer aan de vader |
eer zij de vader:
eer zij de vader (L382p Montfort),
eere zij de vader (L382p Montfort)
|
Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)]
III-3-3
|