33755 |
fokmerrie |
fokmeer:
fǫkmē̜r (L382p Montfort)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
fonkelen:
fonkelen (L382p Montfort),
fonkələ (L382p Montfort)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drink geldj (L382p Montfort),
drinkgeld (L382p Montfort),
fooi:
fooi (L382p Montfort)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22585 |
fooienjagen |
granden:
[Vgl. WLD III, 3.1].
grantje (L382p Montfort)
|
Kent u het gebruik dat fooienjagen [voejagen] heet? Hoe noemt u het? [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34119 |
forsgebouwde koe |
forse koe:
fǫrsǝ ku (L382p Montfort)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
33528 |
framboos |
framboos:
framboea:s (L382p Montfort)
|
framboos
I-7
|
24084 |
franciscaan |
bruine pater (lat.):
broene pater (L382p Montfort)
|
Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18784 |
franje |
franjel:
fraanjel (L382p Montfort),
frānjǝl (L382p Montfort)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
24315 |
fret |
fret:
frèt (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)]
III-4-2
|
25240 |
fris weer |
fris:
fris (L382p Montfort),
killig:
killig (L382p Montfort),
kouwelijk:
kaeelijk (L382p Montfort)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|