23700 |
gebed |
gebed:
gebed (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23701 |
gebeden |
gebeden:
gebaeje (L382p Montfort),
gebeije (L382p Montfort)
|
De gebeden meervoud. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23679 |
gebedsweek |
gebedsweek:
gebedsweik (L382p Montfort)
|
Een gebedsweek. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23476 |
gebeier |
gegalder:
gegalder (L382p Montfort)
|
Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30204 |
gebint |
gebont(e):
gǝbǫntj (L382p Montfort)
|
Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.]
II-9
|
17623 |
gebit |
gebit:
gebēēt (L382p Montfort)
|
gebit [N 10a (1961)]
III-1-1
|
30037 |
gebluste kalk |
bluskalk:
bløškalǝk (L382p Montfort),
leskalk:
lɛskalǝk (L382p Montfort),
lɛškalǝk (L382p Montfort)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
20183 |
geboorte |
stutplaat:
støtplāt (L382p Montfort)
|
De plaats waar de boog aan weerszijden tegen de rest van het metselwerk rust. De stenen in de muur moeten hier, om aansluiting te geven, behakt worden. In Q 121 spreekt men dan van 'geschoren stenen' ('jǝšōrǝ štęŋ'). Volgens de invuller uit Q 97 telt een poortboog altijd een oneven aantal stenen. [N 32, 19a; monogr.]
II-9
|
22513 |
geboortefeest |
kindjeskermis:
kindjeskermis (L382p Montfort)
|
Het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33879 |
geboorteomhulsel van een veulen |
helm:
hęlǝm (L382p Montfort
[(geboortevlies)]
),
lies:
lēs (L382p Montfort)
|
Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56]
I-9
|