e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gekkenhuis gekkenhuis: gekkenhoes (Montfort), gekkənhoes (Montfort), gesticht: gəstich (Montfort) een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)] III-3-1
gekneusd geblutst: gebluts (Montfort) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
geknield zitten op de knien zitten: op de knieje zitte (Montfort), oppe kneen zitte (Montfort) (onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
geknipt werk knipwerk: knepwęrǝk (Montfort), snijvoegwerk: sni.vōxwęrǝk (Montfort) Wijze van voegen waarbij de voegen eerst met fijne witte specie worden volgezet en vervolgens langs de kanten met een voegijzer of mesje schuin worden afgesneden. Geknipt werk vervaardigen noemde men in L 163 'knippen' ('knepǝ') of 'snijden' ('snejǝ'), in K 353 'bovenop voegen' ('bōvǝnup ˲vugǝ'). [N 32, 34d; N 32, 35a; N 32, 35c; monogr.] II-9
geld geld: xae.lt (Montfort) geld [RND] III-3-1
gelderse roos balroos: eigen spelling  balroos (Montfort), sneeuwbal: WLD  sneeuw bal (Montfort) Gelderse roos (viburnum opulus). Tot 3 m hoge struik; de bladeren zijn enkelvoudig en 3- tot 5-lobbig, slap en grof getand; de bloemen staan in platte tuilen, die aan de rand groot, stervormig en onvruchtbaar zijn; de middelste zijn kleiner en vruchtbaar. [N 92 (1982)] III-4-3
gele ganzebloem goudbloem: WLD  goud bloom (Montfort), paardsbloem: eigen spelling  pèrsbloom (Montfort) Gele ganzebloem (chrysanthenum segetum 20 tot 60 cm groot. De stengel is kaal en blauwgroen gekleurd. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, ze zijn kaal en blauwgroen, de bovenste zijn vrijwel ongedeeld, getand en iets stengel omvattend, d [N 92 (1982)] III-4-3
gele kwikstaart akkermannetje: akkermenke (Montfort), geelgors: gelgoers (Montfort) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] III-4-1
gele lupine filipinen: filǝ`pinǝ (Montfort), lupinebonen: lǝpinǝbuǝnǝ (Montfort) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele morgenster morgenster: eigen spelling  morgəster (Montfort), WLD  morge ster (Montfort) Gele morgenster (tragopon pratensis 30 tot 70 cm groot. De stengels zijn meestal onvertakt; de bladeren hebben een brede stengel omvattende voet; ze zijn lancetvormig, naar boven versmald. De bloemhoofdjes hebben omwindselblaadjes die even lang of lange [N 92 (1982)] III-4-3