33761 |
gespeend veulen |
gespeend veulen:
gǝšpēntj vȳǝlǝ (L382p Montfort)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
stamper:
stęmpǝr (L382p Montfort)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
23515 |
gestichte mis |
gestichte mis:
gestigde mes (L382p Montfort)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
muntj (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18828 |
getob; tobben |
gejammer:
gəjeemər (L382p Montfort),
gemartel:
gemertel (L382p Montfort),
gesukkel:
gesukkel (L382p Montfort)
|
gemartel [SGV (1914)] || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraowdzjə vraow (L382p Montfort)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20369 |
getuige |
getuige:
getuige (L382p Montfort),
gətuugə (L382p Montfort),
tuige:
tuug (L382p Montfort)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-2-2, III-3-1
|
20388 |
getuige zijn |
getuige zijn:
getuug zeen (L382p Montfort),
getuigen:
gətuugə (L382p Montfort)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getuge (L382p Montfort),
[overgeheveld van lm. getuigenis, geen begrip getuigen in N 90, RK]
gətuugə (L382p Montfort)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)] || getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21725 |
getuigenis |
getuigenis:
getuigenis (L382p Montfort)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|