33388 |
getuigrek |
gescheerbalk:
gǝšiǝrbalǝk (L382p Montfort)
|
Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81]
I-6
|
30181 |
gevak |
vakraam:
vakrām (L382p Montfort)
|
Het open vak dat ontstaat wanneer de horizontale en verticale balken aan elkaar bevestigd worden. In het gevak wordt het vlechtwerk of het metselwerk aangebracht. [N 4A, 52e; monogr.]
II-9
|
23899 |
gevallen engelen |
gevallen engelen:
gevalle ingele (L382p Montfort)
|
De gevallen engelen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21322 |
gevangenis |
cachot (<fr.):
Van Dale: cachot (<Fr.), gevangenhok, gevangenis; arrestantenlokaal.
kaasjot (L382p Montfort),
kasjot (L382p Montfort),
gevangenis:
gevangenis (L382p Montfort),
nor:
nor (L382p Montfort),
petoet:
Van Dale: petoet, (sold., Barg.) cel, gevangenis.
partoet (L382p Montfort),
pətoet (L382p Montfort)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|
17808 |
geven |
geven:
gäve (L382p Montfort)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (L382p Montfort),
gevölig (L382p Montfort),
gəveulig (L382p Montfort)
|
gevoelig [SGV (1914)] || Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
gevoelloos:
gəveulloos (L382p Montfort),
zonder gevoel:
zonger geveul (L382p Montfort)
|
Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24003 |
gevormd worden |
gevormd worden:
gevromp waere (L382p Montfort)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (L382p Montfort)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
21439 |
geweer |
geweer:
gewaer (L382p Montfort),
gəwèèr (L382p Montfort)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|