e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gluiperd gluiper: gluper (Montfort), gluiperd: gluiperd (Montfort), gluupərt (Montfort), luiper: ne luiper (Montfort), luipigaard: loepigerdj (zn.) (Montfort) een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || gluiper [SGV (1914)] || gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] || huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)] III-1-4
gluiperig gluiperig: gluuparig (Montfort) huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)] III-1-4
god de vader god de vader: goddevader (Montfort) God de Vader. [N 96D (1989)] III-3-3
godslamp godslamp: gaodslamp (Montfort), gaödslamp (Montfort) De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)] III-3-3
godslasteren godslasteren: gotslasteren (Montfort) Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)] III-3-3
godslastering godslastering: gotslastering (Montfort) Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)] III-3-3
goed liggen goed liggen: goed liggen (Montfort) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goed opschieten met zijn werk opschieten: opscheetə (Montfort), plakkeren: plekkeren (Montfort) goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)] III-1-4
goedaardige droes droes: drus (Montfort), krop: krǫp (Montfort) Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer √®√®n week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.] I-9
goede vleeskoe baas: bās (Montfort) Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b] I-11