21151 |
heerbaan |
grote weg:
grootə wèg (L382p Montfort),
heerbaan:
heerbaan (L382p Montfort)
|
een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24607 |
heermoes |
kattenstaart:
-
kattestert (L382p Montfort),
kattestaart:
katǝstɛrt (L382p Montfort)
|
Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.]
I-5, III-4-3
|
18897 |
heerszuchtig |
bazig:
baazig (L382p Montfort),
lalveter:
ne lalfaeter (L382p Montfort)
|
de baas spelen, het voor het zeggen willen hebben [oversukkelen] [N 85 (1981)] || een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18015 |
hees, schor |
gram:
gram zeen (L382p Montfort),
hees:
heis (L382p Montfort),
heis zeen (L382p Montfort)
|
hees [SGV (1914)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19447 |
heg, haag |
heg:
heͅk (L382p Montfort),
hék (L382p Montfort)
|
Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24600 |
heggenrank |
heggenrank:
WLD
hekke rank (L382p Montfort)
|
Heggerank (bryonia alba 150 tot 350 cm groot. De plant is tweehuizig met een dikke, knolvormige wortelstok, door middel van ranken klimmend; de bladeren zijn ongeveer hartvormig 5-lobbig; de bloemen zijn eenslachtig (de vrouwelijke zijn kleiner dan de m [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19539 |
heibezem |
bremmenbezem:
bezem gemaakt van takken van de brem
braomebessem (L382p Montfort),
heibezem:
heijbessem (L382p Montfort)
|
bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
31656 |
heiblok |
heiblok:
hɛjblǫk (L382p Montfort)
|
Zwaar houten blok waaraan verschillende handvatten zijn bevestigd. Het heiblok wordt bij het aanleggen van een pomp gebruikt bij het in de grond slaan van buizen. Zie ook afb. 245 en het lemma ɛhandheiɛ in WLD deel II.9, pag. 53. Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig voor het heien van funderingspalen. Het woordtype heiblok op drie-/drijpoot is van toepassing op een trekhei, een heistelling in de vorm van een driepoot waaraan een katrol is gemonteerd. Over de schijf loopt een dik touw waar aan één uiteinde het heiblok is vastgemaakt. Het toestel wordt door spierkracht of met behulp van een stoommachine, een elektromotor of een verbrandingsmotor aangedreven. In de laatste drie gevallen wordt daarbij gebruik gemaakt van een liertoestel. Zie ook het lemma ɛtrekheiɛ in WLD deel II.9, pag. 54. In P 219 werden de buizen met behulp van een voorhamer (v0rhqm9r) in de grond gedreven.' [N 33, 336]
II-11
|
30063 |
heien |
heien:
hɛjǝ (L382p Montfort)
|
Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.]
II-9
|
24946 |
heilaarde, dichte zwarte grond |
ijzeraarde:
iezer aerd (L382p Montfort),
turf:
turf (L382p Montfort),
zwarte grond:
zwarte grondj (L382p Montfort)
|
zwarte, ondoordringbare aarde [schurft, heilaarde] [N 81 (1980)]
III-4-4
|