24760 |
hennepnetel |
dauwnetel:
WLD
dauw netel (L382p Montfort),
netel:
eigen spelling
neetèl (L382p Montfort)
|
Hennepnetel (geleopsis tetrahit 20 tot 80 cm groot. De stengels hebben verdikkingen onder de bladparen en zijn daar stijf behaard; de bladeren zijn eivormig-langwerpig, spits en behaard; de bloemen hebben een knobbeltje achter de beide insnijdingen van [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34440 |
herdershond |
schepershond:
šīǝpǝrshǫnjtj (L382p Montfort)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
schepersschup:
šiǝpǝršø̜p (L382p Montfort),
šēpǝršøp (L382p Montfort)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
24894 |
herfst, najaar |
bamistijd:
bamis tied (L382p Montfort),
herfst:
hèrfs (L382p Montfort)
|
het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25151 |
herfstdraden |
kranenvamen:
kranevame (L382p Montfort)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19907 |
herfstsering |
herfstsering:
eigen spelling
herstsəring (L382p Montfort)
|
Herfstsering (Phlox paniculata L.). De bladeren zijn alle breed, meestal 2 cm of meer. De stengel is hoog, veelal 1 m of meer, tevens gevlekt, met talrijke, tot een dikke tros verenigde, bloemen. de kelkslippen zijn spits. De kroon heeft een lange buis en [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24621 |
herfsttijloos |
naaktbloeier:
WLD
naakt bleuer (L382p Montfort),
naakt bloeer (L382p Montfort)
|
Herfststijloos (colchicum autumnale). Het is een knolgewas met bleek lila bloemen, die veel op die van een crocus lijken, maar aan de 3 draadvormige stijlen en de 6 meeldraden dadelijk te herkennen. De bloemen verschijnen in de herfst en de vruchten in he [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24877 |
herik |
herik:
hērek (L382p Montfort),
-
herik (L382p Montfort),
zennep:
zęnǝp (L382p Montfort),
-
zennep (L382p Montfort)
|
herik (Sinapis arvensis) [DC 17 (1949)] || Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5, III-4-3
|
34145 |
herkauwen |
(de) nirk knauwen:
nērǝ knuwǝ (L382p Montfort),
neringen:
nēreŋǝ (L382p Montfort)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
24458 |
hermelijn |
wezel:
wezel (L382p Montfort)
|
hermelijn [DC 07 (1939)]
III-4-2
|