18870 |
ijzen |
griezelen:
griezelen (L382p Montfort),
griezələ (L382p Montfort)
|
vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33420 |
ijzeren deurtje voor het ovengat |
ovendeurtje:
[oven]dø̄rkǝ (L382p Montfort)
|
Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b]
I-6
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L382p Montfort),
vork:
vǫrǝk (L382p Montfort)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
illustratie (L382p Montfort),
prentje:
prentjə (L382p Montfort),
printje (L382p Montfort)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)] || illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
21752 |
in beslag nemen / beslag leggen op |
beslag leggen:
bəslaagliegə (L382p Montfort)
|
het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17846 |
in beweging komen |
er komt leven in:
dao kump laeve drin (L382p Montfort),
zich richten:
zich rigtə (L382p Montfort)
|
beweging, In ~ komen (meutelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kiste (L382p Montfort),
kistə (L382p Montfort)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
33613 |
in de moestuin werken |
hovenieren:
hōvənēre (L382p Montfort),
tuinieren:
tuiniere (L382p Montfort)
|
[N P (1966)]
I-7
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
doffen:
doefe (L382p Montfort),
stompen:
stompə (L382p Montfort),
stoten:
stootə (L382p Montfort)
|
slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19449 |
in de tuin werken |
in gen hof werken:
enən h‧ōͅf werkə (L382p Montfort),
tuinieren:
tuiniere (L382p Montfort)
|
Een tuin verzorgen (in de hof werken, hovenieren, hoven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|