22324 |
kiskassen |
kiskassen:
kiskasse (L382p Montfort)
|
kiskassen (over t water) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19254 |
klaarkomen |
klaarkomen:
klaor kommə (L382p Montfort)
|
gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21802 |
klagen |
klagen:
klaagə (L382p Montfort),
kuimen:
kuumə (L382p Montfort),
lamenteren (<fr.):
lemeteeren (L382p Montfort)
|
droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34158 |
klam trekken |
trekken:
trɛkǝ (L382p Montfort)
|
Klam trekken is een teken van drachtigheid. Ongeveer vier of zes weken na de bevruchting is voor het eerst waar te nemen of een koe drachtig is. Wanneer men dan op de uier drukt, komt er een taai, kleverig vocht uit. [N 3A, 38a]
I-11
|
24989 |
klam, klef |
klam:
klam (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
klef:
klèf (L382p Montfort),
week:
weik (L382p Montfort)
|
vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34159 |
klamvaars |
plakker:
plɛkǝr (L382p Montfort)
|
Een klamvaars is een drachtige koe. De drachtigheid blijkt uit het klam trekken. Bij deze koe komt er een kleverig, taai vocht uit de uier. [N 3A, 38b; N C, 10b]
I-11
|
23477 |
klank van een klok |
klank:
klokkeklank (L382p Montfort)
|
De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21862 |
klant |
klant:
klant (L382p Montfort),
klantj (L382p Montfort)
|
iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24185 |
klapekster |
struikester:
stroekèèster (L382p Montfort)
|
klapekster
III-4-1
|
21900 |
klaplopen |
klaplopen:
klaplaopə (L382p Montfort)
|
leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|