20349 |
kleindochter |
kleindochter:
kleindochter (L382p Montfort)
|
kleindochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
29988 |
kleine bouwladder |
leidertje:
lɛjǝrkǝ (L382p Montfort)
|
Kleine ladder van ongeveer 1.75 m lengte die voornamelijk wordt gebruikt voor het werk binnenshuis. [N 32, 9b; monogr.]
II-9
|
24463 |
kleine schadelijke zoogdieren |
ongedierte:
ŏngedeerte (L382p Montfort)
|
schadelijke en hinderlijke grotere dieren als muizen, mollen, enz. [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
kleigeltj (L382p Montfort)
|
kleingeld [SGV (1914)]
III-3-1
|
20347 |
kleinkinderen |
kleinkind:
kleikindj (L382p Montfort),
kleinkindj (L382p Montfort)
|
kleinkind [SGV (1914)] || kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24450 |
kleinste dier van het nest |
krakkel:
WLD
krakkel (L382p Montfort),
krauwel:
krauwel (L382p Montfort),
WLD
krawəl (L382p Montfort)
|
Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20348 |
kleinzoon |
kleinzoon:
kleinzone (L382p Montfort)
|
kleinzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
31414 |
klembeugel van een kolomboormachine |
boorschroef:
bǭršruf (L382p Montfort),
klembeugel:
klɛmbø̜gǝl (L382p Montfort)
|
Elk van de verstelbare beugels waarmee het werkstuk op de boortafel van een kolomboormachine wordt vastgezet. [N 33, 161]
II-11
|
31216 |
klembus |
lagerhouder:
lāgǝrhājǝr (L382p Montfort)
|
Bus waarmee de binnenring van een kogellager op de as wordt geklemd. [N 33, 231]
II-11
|
31329 |
klemhaak, ketelklem |
klemhaak:
klɛmhǭk (L382p Montfort)
|
Hoekige of hoefijzervormige beugel met een draadspindel in het ene been waarmee metaalverbindingen kunnen worden vastgehouden of vastgeklemd. De klemhaak wordt onder meer gebruikt bij klink-, boor- en buigwerk. Zie ook afb. 63. [N 33, 273; N 64, 51a]
II-11
|