18826 |
kommervol (zijn): kommer |
bekommerd:
bekommerdj (L382p Montfort),
vol leed en zorgen:
vol leid en zörg (L382p Montfort),
zorgelijk:
zörgəlik (L382p Montfort)
|
vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20005 |
konijn |
konijn:
knie.n (L382p Montfort),
knien (L382p Montfort)
|
konijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
24322 |
konijnenhol |
pijp:
piep (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
WLD
piep (L382p Montfort)
|
Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] || konijnenhol [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
21266 |
koning |
koning:
köning (L382p Montfort),
kø.niŋ (L382p Montfort)
|
koning [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
stuk:
stuk (L382p Montfort)
|
Koning en vrouw van één kleur in één hand [stuk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
26670 |
koning van de rosmolen |
koning:
kø̄neŋ (L382p Montfort)
|
De grote, staande as in rosmolens. De koning is aan de onderzijde voorzien van een trekbalk en aan de bovenzijde van een spoorwiel. [N D, 28]
II-3
|
28400 |
koningin |
koningin:
kø̜neŋen (L382p Montfort),
moer:
mōr (L382p Montfort)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|
23714 |
koningin des hemels |
koningin des hemels:
koningin des hemels (L382p Montfort),
regina caeli:
regina sjaelie (L382p Montfort)
|
Het "Koningin des hemels"of "Regina caeli", het Angelus-gebed in de Paastijd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24663 |
koningskaars |
paaskaars:
WLD
paos kers (L382p Montfort),
toorts:
eigen spelling
toorts (L382p Montfort)
|
Koningskaars (verbascum thapsus). Als hierboven. De bloemen staan in groepjes en zijn tot een aar verenigd. Op droge zonnige plaatsen, vooral in de duinen (koningskaars, wolverstaart, wolblaad, zokkebloem, paaskaars, hemelbrand, zachtlap). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34186 |
koningskop |
koningskop:
kø̄neŋskop (L382p Montfort)
|
Uitstulping van de schede in de vorm van een vuistgrote, roze bol. Bij een onvolledige prolapsus vaginae komt een klein deel van schede, namelijk meestal de bovenwand, als een vuistgroot, rood gezwel voor de dag (Berns, blz. 76). Bij een volledig prolapsus vaginae komt de gehele schedewand min of meer te voorschijn. [N 52, 30b; N 3A, 97; N 52, 30a; N 48A, 44a, 44b, 54a en 54d; monogr.]
I-11
|