22555 |
liegen (kaartspel) |
liegen:
leege (L382p Montfort)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17647 |
lies |
lies:
lees (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
lies [SGV (1914)] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lieveheerbeestje:
leveheirbèsjke (L382p Montfort),
lievehereschaapje:
leevenhieĕresjöbke (L382p Montfort)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
24568 |
lievevrouwebedstro |
bedstro:
eigen spelling
bèdstroo (L382p Montfort),
WLD
bedstroo (L382p Montfort),
lievevrouwebloem:
-
livevrouwebloome (L382p Montfort),
onzelievevrouwebedstro:
ooslevevrouwebedstreu (L382p Montfort),
WLD
o l vr bedstroo (L382p Montfort)
|
lievevrouwebedstro [DC 60a (1985)] || onzelievevrouwebedstro [SGV (1914)] || Onzelievevrouwebedstro (asperula odorata 10 tot 30 cm groot. De stengels zijn glad, de bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lancet- tot spatelvormige bladeren, ze zijn vrij breed en puntig, de bladrand is meestal wat ruw; de bloemen staan in lang geste [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (L382p Montfort)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
30144 |
liggende rollaag |
halfsteense rollaag:
halǝfstęjnsǝ rǫllǭx (L382p Montfort)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.]
II-9
|
26438 |
ligger |
ligger:
leqǝr (L382p Montfort)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
24485 |
liguster |
liguster:
WLD
ligustər (L382p Montfort),
merelpalm:
merelpalm (L382p Montfort)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
lijden:
liejə (L382p Montfort),
verduren:
verdoere (L382p Montfort)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34205 |
lijder aan tuberculose |
reageerder:
reageerder (L382p Montfort)
|
Koe die tuberculose heeft. Zie ook het lemma ''lijder aan tuberculose'' in wbd I.3, blz. 484. [N 52, 17c; N 3A, 85a]
I-11
|