e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loodzand loodzand: luǝtzanjtj (Montfort) De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17] I-8
loof blader: mv.  blajer (Montfort), bladeren: ww.  blajere (Montfort), loof: laof (Montfort), louf (Montfort), WLD  laof (Montfort), lover: WLD  laover (Montfort) bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)] III-4-3
looi looi: lōj (Montfort) Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m] II-10
loops hoerig: horex (Montfort), loops: lui.‧ps (Montfort), luips (Montfort), løͅi̯ps (Montfort) konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje loot: laot (Montfort), WLD  laot (Montfort), scheut: scheut (Montfort), WLD  scheut (Montfort) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] || loot [SGV (1914)] III-4-3
lopen lopen: loupe (Montfort, ... ) lopen [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
lopen, gezegd van eenden waggelen: wakǝlǝ (Montfort) [N 70, 2; monogr.] I-12
loper loper: lø̄pǝr (Montfort) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
lork lariks: lariks (Montfort), WLD  laariks (Montfort) De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)] III-4-3
losgetuigd leiden met de bekriem leiden: męt ˲dǝ bɛkrēm lęi̯ǝ (Montfort) Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c] I-10