20478 |
luier |
windel:
winjel (L382p Montfort)
|
luier [SGV (1914)]
III-2-2
|
18919 |
luieren |
faulenzen (du.):
faulansen (L382p Montfort),
luieren:
luiərə (L382p Montfort),
luieriken:
luierikken (L382p Montfort),
luilakken:
luilakkə (L382p Montfort)
|
zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19029 |
luilak |
faulenzer (du.):
voelentzer (L382p Montfort),
zevenslaper:
zeveslaoper (L382p Montfort)
|
Het gebruik op zaterdag vóór Pinksteren degene die het laatst uit bed is, uit te schelden [luilak]. [N 88 (1982)] || luilak [~, die je bent] [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-2
|
23452 |
luiportaal |
luiportaal:
loeportaol (L382p Montfort)
|
Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
loestərə (L382p Montfort),
løstere (L382p Montfort)
|
[N 84 (1981)]luisteren [SGV (1914)]
III-1-1
|
31582 |
luns |
leun:
lø̄n (L382p Montfort)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|
31583 |
lunsschijf |
slagschijf:
šlāxšīf (L382p Montfort),
stelschijf:
stɛlšīf (L382p Montfort)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64]
II-11
|
20566 |
lurken |
lurken:
lorke (L382p Montfort),
lorken (L382p Montfort),
lurke (L382p Montfort),
lurrəkə (L382p Montfort)
|
lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20486 |
lusten |
gaarne eten:
gèr ète (L382p Montfort),
lusten:
luste (L382p Montfort),
löste (L382p Montfort),
löstə (L382p Montfort),
mogen:
moge (L382p Montfort),
mogen (L382p Montfort)
|
lusten [SGV (1914)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17696 |
maag |
maag:
maag (L382p Montfort)
|
maag [maach, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-1
|