20970 |
melig |
melig:
melig (L382p Montfort)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
34237 |
melk |
melk:
męlk (L382p Montfort),
męlǝk (L382p Montfort),
mɛlǝk (L382p Montfort),
mɛ̄ā.lǝk (L382p Montfort)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
33882 |
melk van het paard |
paardsmelk:
pē̜rsme̜lǝk (L382p Montfort)
|
De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57]
I-9
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zii̯ǝ (L382p Montfort)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
34095 |
melkaders |
melkaderen:
melkǭrǝ (L382p Montfort)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛlkbu.r (L382p Montfort)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
distel:
distel (L382p Montfort),
eigen spelling
distel (L382p Montfort),
melkdistel:
melkdistel (L382p Montfort),
WLD
melkdistel (L382p Montfort),
tuindistel:
toendistel (L382p Montfort),
-
toendistel (L382p Montfort, ...
L382p Montfort,
L382p Montfort)
|
[DC 60A (1985)]gewone melkdistel (Cirsium arvense L.) [DC 60a (1985)] || Melkdistel (sochus oleraceus 20 tot 100 cm groot. De bladeren zijn meestal ingesneden en de stengel omvattend, zacht stekelig getand, dofgroen van kleur. De bloemhoofdjes zijn klein, de bloemen zijn lichtgeel. Bloeitijd van juni tot oktober (zijdistel, [N 92 (1982)] || Melkdistel (Sochus oleraceus) [N 92 (1982)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mēlkǝ (L382p Montfort)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
melktanden:
męlǝktɛnj (L382p Montfort),
veulentand(en):
vø̄lǝtɛnj (L382p Montfort)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kāvǝrtɛnj (L382p Montfort),
melktanden:
mɛlktɛnj (L382p Montfort)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|