e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middennaafbanden naafbanden: nāf˱bɛnj (Montfort), speekbanden: špęjk˱bɛnj (Montfort) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenpad middengang: middegank (Montfort, ... ) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenrif middelrif: middelrif (Montfort, ... ) Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middelrif, middelvlies). [N 84 (1981)] III-1-1
middenschip middenschip: middenschip (Montfort) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mier amezeik: ao.mezei.k (Montfort), aomezei:k (Montfort), Veldeke  aomezeik (Montfort), zwarte amezeik: zwarte ao.mezei.k (Montfort) mier || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] || mier. De algemene benaming? [N102 (1998)] || zwarte huismier. Dialectbenamingen voor soorten mieren [N102 (1998)] III-4-2
mierenei aamzeikei: Veldeke  aomzeikei (Montfort) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop amezeiknest: Veldeke  aomezeikês (Montfort) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mierikswortel mierikswortel: mieriks wortel (Montfort), WLD  mierikswòrtəl (Montfort) De vlezige scherpe wortel van de mierik, mierikswortel (mierikswortel, peperwortel, meerradijs, kiek, tiek). [N 82 (1981)] I-7
mijt afdekken dekken: dękǝ (Montfort) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mik mikkerd: mikkert (Montfort), vork: vork (Montfort) Een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik]. [N 88 (1982)] III-3-2