24361 |
oorworm |
oorworm:
oorworm (L382p Montfort)
|
oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20056 |
oostindische kers |
kappertje:
eigen spelling
kappertjes (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
[N 92 (1982)]Oostindische kers (tropaeolum majus nana). De bladeren zijn roodachtig met 5 zeer stompe hoeken, ze zijn iets grijsgroen. De kelk is geel. De kroonbladeren zijn oranje tot lichtgeel, aan hun voet met franje. De onrijpe vruchten worden in azijn ingemaakt, [N 92 (1982)]
I-7, III-2-1
|
24868 |
oot |
vlughaver:
WLD
vluug haver (L382p Montfort),
wilde haver:
-
wilj haver (L382p Montfort),
eigen spelling
wil haver (L382p Montfort)
|
oot [wilde haver] [DC 60a (1985)] || Oot, wilde haver (avena fatua 5 tot 20 cm groot. De plant is zodevormend, de bladeren zijn borstelvormig; de aartjes bevinden zich in dichte, aarvormige pluimen, klein, lichtgroen tot grijsachtig van kleur, kort genaald. Van april tot en met juni. Te vi [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
wilde haver:
welj ǭvǝr (L382p Montfort)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedevaart houden:
bèèvert haaje (L382p Montfort),
een bedeweg maken:
ne baiwaig make (L382p Montfort),
met de processie gaan:
mit de persesse gaon (L382p Montfort),
ter bedevaart gaan:
ter bèèvèrt gaon (L382p Montfort)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
biezen pakken:
biezə pakkə (L382p Montfort),
bijzen:
hé biest (L382p Montfort),
op de loop gaan:
op te luip gaon (L382p Montfort),
vluchten:
vluigtə (L382p Montfort)
|
op de loop gaan [SGV (1914)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17965 |
op de schouder nemen, dragen |
krommenek dragen:
emes kraomenak drage (L382p Montfort)
|
rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17966 |
op de schouder zitten |
op de krommenek zitten:
oppe kraomenak zitte (L382p Montfort)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17949 |
op de tenen lopen |
zich heffen:
[sic]
zich höffe (L382p Montfort)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22682 |
op de vingers fluiten |
fluiten:
fluiten (L382p Montfort),
op de vingers fluiten:
oͅp də veŋərs fløytə (L382p Montfort)
|
Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|