| 32939 |
optasser |
lader:
lāi̯ǝr (L382p Montfort)
|
Degene die, staande op de kar, het hooi van de opsteker aanneemt en het er opstapelt. [N 14, 121b; A 34, 3b]
I-3
|
| 33730 |
optilbaar hek |
barrier:
brēr (L382p Montfort),
horde:
hōrt (L382p Montfort)
|
Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.]
I-8
|
| 17900 |
optillen |
heffen:
huffe (L382p Montfort),
huiffə (L382p Montfort),
höffe (L382p Montfort),
lichten:
ligtə (L382p Montfort),
opheffen:
ophøfə (L382p Montfort)
|
(Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || heffen, tillen [SGV (1914)] || optillen [RND]
III-1-2
|
| 29980 |
optopper |
steigerhout:
stęjgǝrhǫwt (L382p Montfort),
verlengstuk:
vǝrleŋstø̜k (L382p Montfort)
|
Houten paal waarmee de staander wordt verlengd. De optoppers worden met touwen aan de staanders vastgebonden en rusten op houten klossen die op de staanders zijn bevestigd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5b]
II-9
|
| 34000 |
optuigen |
aandoen:
āndōn (L382p Montfort)
|
Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.]
I-10
|
| 19037 |
opzettelijk |
expres:
espres (L382p Montfort)
|
expres [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 20130 |
opzitten |
bidden:
bidden (L382p Montfort)
|
Hoe noemt u op de achterste poten zitten met opgeheven voorpoten, gezegd van een hond (bidden, lezen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
| 24703 |
orchis |
koekoekslelie:
WLD
koekoeks lelie (L382p Montfort),
orchidee:
eigen spelling
orgedee (L382p Montfort)
|
Orchidee (orchidee, koekoekslelie) [N 92 (1982)]
III-4-3
|
| 25082 |
ordenen, rangschikken |
rangschikken:
rangschikken (L382p Montfort)
|
op een regelmatige of doelbewuste wijze plaatsen [schikken, rangschikken, schavelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 23570 |
organist |
organist:
orgenis (L382p Montfort),
orgenist (L382p Montfort)
|
De organist, orgelist. [N 96B (1989)]
III-3-3
|