30473 |
pannentang |
pitstang:
pets`taŋ (L382p Montfort)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoeffel (L382p Montfort)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20057 |
pantoffeltje |
pantoffeltje:
eigen spelling
pantuffelkə (L382p Montfort),
pentoffeltje:
-
pentuufelkes (L382p Montfort)
|
Pantoffeltje (calceolaria officinale). De twee meeldraden zijn beweegbaar, ongeveer als bij salie. Bladeren tegenoverstaand of verspreid, de onderste samengesteld, de bovenste alleen meer of minder ingesneden; de bladrand is dubbel gezaagd. De zwavelgele [DC 60a (1985)], [N 92 (1982)]
III-2-1
|
20558 |
pap |
pap:
pap (L382p Montfort, ...
L382p Montfort,
L382p Montfort,
L382p Montfort)
|
brij [SGV (1914)] || brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21126 |
papier |
papier:
papier (L382p Montfort)
|
papier [SGV (1914)]
III-3-1
|
23900 |
paradijs |
paradijs:
paredies (L382p Montfort)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18395 |
parel |
parel:
parel (L382p Montfort)
|
parel [SGV (1914)]
III-1-3
|
20560 |
parelen |
bruisen:
broese (L382p Montfort),
opborrelen:
opborrele (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18406 |
parfum |
odeur (fr.):
oodeur (L382p Montfort),
parfum:
parfum (L382p Montfort),
parfuum (L382p Montfort)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21180 |
parlevinker |
parlevinker:
parlevinker (L382p Montfort),
parləvinker (L382p Montfort)
|
het bootje van een koopman te water [parlevinker, ventjager] [N 90 (1982)]
III-3-1
|